Van Boeken Bezeten 106: Het verborgen leven van Jean-Philippe Rameau

Het verborgen leven van Jean-Philippe Rameau

Veerle Deknopper, Uitgeverij Aspekt, 2022, ISBN 9789464625554, € 19,95

De Vlaamse auteur Veerle Deknopper heeft een gelukkige hand in het kiezen van de hoofdpersonages in haar romans. Koos zij in Clémentine, het meisje van de piano voor een degelijke salonpiano als vertellende instantie, die het hele verhaal van de jonge Clémentine en haar belevenissen voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog opdist, in haar tweede ‘roman’ bij Uitgeverij Aspekt brengt zij opnieuw een onverwachte vertelfiguur ten tonele. De roman is gericht op het verhaal van de geniale  Franse barokcomponist Jean-Philippe Rameau (1683 – 1764). In de muziekgeschiedenis weten we dat hij geboren is in Dijon en een van de zeven kinderen was in het muzikale gezin Rameau. Jean-Philippe is organist in Avignon en Clermont-Ferrand en vertrekt daarna naar Parijs, keert nog eens terug naar Dijon en Lyon en woont dan langere tijd in Parijs. Daar komen hij zijn belangrijkste composities tot stand en schrijft hij muziektheoretische werken, waaronder de ‘Verhandeling over de harmonie teruggebracht tot de natuurlijke principes’ dat door tijdgenoten en hedendaagse muziekcritici tot de belangrijkste theorieboeken van de klassieke muziek worden gerekend.

Veerle Deknopper koos dus opnieuw voor een bijzondere verteller, een kind dat in een herberg op een berg op de grens van Italië en Frankrijk werd geboren, al vroeg zijn vader verloor, zijn moeder meehielp in de herberg en eropuit trok om fluitjes te snijden en te bespelen zoals hij dat nog net van zijn vader had geleerd. Giovanni, heet hij, of beter aan de Franse kant van de berg: Jean. Deze Jean ontmoet in de herberg een jonge man van net achttien jaar, een knappe, vriendelijke knul die in zijn kamer met een stokje op tafel zit te tikken. En daarbij schrijft hij, hij noteert muziek. Zijn naam: Jean-Philippe. De verteller Jean maakt fluitjes, waarop hij voor de gast melodietjes fluit, die de laatste zeer bevallen. Een ervan, een gavotte, wordt door Jean-Philippe uitgewerkt. De twee raken bevriend en reizen samen naar Clermont-Ferrand, Dijon, Lyon en Avignon, en weer later naar Parijs. In Parijs krijgt Jean-Philippe – zijn achternaam is: Rameau – de kans om opera’s te schrijven. Vaak met de melodieën die zijn bijna naamgenoot op zijn fluitjes heeft bedacht en voorgespeeld. Hun levens gaan zich gescheiden van elkaar ontwikkelen. Ze schrijven elkaar brieven, waarin de componist verslag doet van zijn langzame stijging in de grote muziekwereld en de ander fluiten blijft maken in de provincie. De relatie tussen beiden, die is begonnen als een symbiose, wordt steeds meer – zo lijkt het - een vorm van parasitisme. Als Jean naar Parijs afreist om zijn vriend nog één keer te ontmoeten, raakt hij verstrikt in de grote volksopstand, de Franse revolutie, en eindigt hij in de dodencel.

Voor de lezer een onbevredigend einde van een prachtig geschreven verhaal. Wat ervan waar is en wat er ontsprong aan de verbeelding van de schrijfster heb ik niet kunnen achterhalen. Het boek wordt niet aangemerkt als roman. Maar een romantisch werk is het zeker. Aanbevolen voor liefhebbers van muziek en voor lezers van goede romans.

 

Noud Bles