Van Boeken Bezeten 54 Dubbelslag: Michiel van Kempen en Magda Szabó

Van Boeken Bezeten 54

Dubbelslag: Michiel van Kempen en Magda Szabó

Michiel van Kempen is bij insiders bekend als dé deskundige op het gebied van de Surinaamse literatuur. In 2003 verscheen van zijn hand Een geschiedenis van de Surinaams literatuur, het tweedelige standaardwerk over deze nis in onze literatuur. Deze zomer publiceerde Michiel van Kempen zijn tweede roman: Vluchtwegen. ‘Een magistraal tijdsbeeld’ zegt de tekst op het buikbandje. Klopt die bescheiden aanprijzing?

Voor een roman is het tijdsbeeld in Vluchtwegen zeldzaam nauwkeurig aangegeven. In het eerste hoofdstuk is geen datum aangegeven, maar aan het einde ervan weet je: dit is zondag 4 oktober 1992. In het op-een-na-laatste hoofdstuk weten we ook het tijdstip: 18.20 uur, nog een kwartier en het El Al-vrachtvliegtuig stort neer op de Bijlmerflats Groeneveen en Kruitberg. De fatale vlucht van die Boeing hangt als een sombere schaduw boven het boek maar speelt inhoudelijk noch thematisch een overwegende rol. De titel Vluchtwegen verwijst naar de dwalingen van de vele personages die we tegenkomen. Begin jaren zestig begint men aan het utopische ontwerp van het nieuwe Amsterdam, wat dertig jaar later eindigt bij de ongrijpbare werkelijkheid van een verloederend stadsdeel. Uit zoveel verschillende oorden trekken de personen in de roman naar de Bijlmerflats: Mijnheer Strijdhaftig komt uit Suriname, Hashim is de Marokkaan die perfect Nederlands spreekt, Aaron Lobel, een Oostenrijkse kunstenaar die zijn jeugd in Israël heeft doorgebracht, de Hongaarse mevrouw Bartha belandt na haar studie psychiatrie via Algerije, Parijs en Suriname in flat Groeneveen. Ook zijn er de onverstaanbaren zonder naam uit Senegal, Ghana, Bosnië, Dominicaanse Republiek, Tsjechië, China, Albanië, Servië, Polen, Indonesië, Roemenië en nog wat meer buitengewesten. We vangen hun dialoogflarden op die door tussenkomst van de schrijver voor ons lezers zijn vertaald. Nederlanders in de Bijlmer kiezen ook hun vluchtwegen: de opbouwwerkster Hella die met lichaam en ziel de samenleving probeert te lijmen, de installateur Bram, nooit te beroerd om gevraagd of ongevraagd aan de immense verwarmingsinstallatie te prutsen, het onvermijdelijke, ruziënde homostel Étienne en Hein, en zelfs onze eigenste Majesteit, zij echter in haar paleis op de Dam. Michiel van Kempen stopt veel in zijn zeer leesbare roman, soms voor mij te veel. 48 hoofdstukken lang is hij op weg naar de regenboog, en dan blijkt het eindpunt te bestaan uit de krater die het vliegtuig slaat in het hart van de Bijlmer. Vluchtwegen is een rijk boek, elke herkomst behoudt bij de schrijver de eigen waarde en voegt een kleur toe aan het a1malgaan van de per ongeluk experimentele samenleving.

Magda Szabó heeft in Nederland geen bijzondere aanprijzing nodig. Van de belangrijkste Hongaarse schrijfster na de Tweede Wereldoorlog verschenen in vertaling haar veelgeprezen roman De deur en Kalininstraat, het aangrijpende verhaal over de Duitse bezetting in Boedapest. Voor velen reden om met meer dan gewone belangstelling uit te kijken naar de vertaling van ‘A pillanat’, de roman die bij ons als titel kreeg: Het ogenblik. Maar wat doe je als na de eerste hoofdstukken het boek tegenvalt? Voor mij is Magda Szabó een schrijfster met een magische pen, iemand die een dwingende greep houdt op de aandacht van de lezer. Doorgaan met het risico dat dit beeld in scherven valt? Stoppen en een onvoltooide Szabó in de kast zetten? Ik besloot tot het eerste, het boek uitlezen viel mij, ik noteer dit met spijt, niet mee. De schrijfster etaleert te veel haar kennis van de Griekse en Latijnse klassieken. Daardoor identificeerde ik mij enigszins met de overdreven onwetende Lavinia, in het boek een domme, boerse leerlinge en geen enkel moment met de hoofdpersoon, de onduidelijk tweeslachtige Aeneas/Creüsa. Ook het drama van de ondergang van Troje wordt te vaak herhaald om blijvend te boeien.

Michiel van Kempen wint deze dubbelslag met glans. Toch blijf ik uitkijken naar de volgende vertaling van een roman van Magda Szabó.  

Noud Bles