Wie ik ben

WIE IK BEN, portret van een menseleven, 2012
Uitgave Stichting Vrienden van het Anatomisch en Pathologisch Museum Nijmegen
ISBN 978-90-818356-0-2

Zoals de titel Wie ik ben, portret van een mensenleven belooft, vertelt dit kleine, fraai uitgegeven boekje aan de lezer wie hij of zij is, hoe men zo is geworden en wat er valt te verwachten in het leven. De auteurs zijn Noud Bles, hier als dichter, en Joop van der Straaten, oud-conservator/anatoom van het Museum voor Anatomie en Pathologie in het UMC St Radboud in Nijmegen. Zij kregen de opdracht een boekje te maken over het museum voor het algemene publiek en kozen als uitgangspunt: Iedereen is nieuwsgierig naar zichzelf. Hoe ben ik ontstaan? Welke ontwikkelingen heb ik doorgemaakt? Wat staat mij nog te wachten?

Op 12 zorgvuldig gekozen momenten in het menselijk bestaan kijken de dichter en de anatoom naar wie wij zijn. Ze beschrijven wat ze zien, voelen en ervaren in de vorm van een gedicht, een afbeelding uit het Anatomisch Museum en een informatieve tekst. Tesamen levert dit een uniek beeld op van onszelf, zowel van de menselijke soort als van het menselijk individu. Van het moment van de conceptie tot aan het einde van het leven.

1. Blastula finis

 

Mijn oerknal maakte geen geluid.

Ik geloof dat mijn vader alweer sliep

en mijn moeder stiekem nog genoot,

haar schoot vroeg waarom de klokken zwegen.

Het brons smolt samen met dodelijk lood

terwijl het leven in haar zich deelde, deelde,

de reeks van twee, vier, acht volmaakt gelijke ikken

die zich, hoe klein ook, al verdrongen,

elke ik eindigde op een X en op een Y.

Onafwendbaar en onontkoombaar: een jongen.

 

Twee weken bleef ik wie ik was,

kopie in volmaakte symmetrie,

een speldenknop in doorbloed moeras,

wie ik werd, was nog niet begonnen.

Tot op één plek één miniem verschil,

ik weet niet wat, zich wilde onderscheiden,

zich richten ging, ik zag hoe pril,

op zelfstandigheid, eigenschap en lijden.

 

Noud Bles

  1. Oud zeer

 

Eens was ik de eerste, jongste, kleinste, snelste,

de benjamin in elke klas.

Eens was ik de slimste en de felste.

Eens was ik, wie ik mijn hele leven was.

Ach, de eerste wedloop die ik verloor,

was nog geen ramp, ik kon, dacht ik, door

trainen, oefenen en specialiseren

in elke tak van sport presteren.

Ook meende ik: aan mijn brein,

zit geen limiet, en zo die er zijn,

dan kies ik wat het sterkst is in mijn kop

en haal ik daar mijn Nobelprijzen op.

Totdat de nood mij dwingt tot rek,

ik trek tot het einde van de rek

in spier en pees. Die rek ik tot

ik bang word voor gebroken bot.

Geen breuk geneest zoals vroeger alles heelde.

Geen gedachte blijft tot die me verveelde.

Nu ik alles ben, wat ik ooit ben geweest,

leef ik onbewust, onkundig over mijn laatste feest.

 

 

Noud Bles